Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE2862

Datum uitspraak2002-02-07
Datum gepubliceerd2002-05-22
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
ZaaknummersBESLU 01/1328-ZWI
Statusgepubliceerd


Uitspraak

RECHTBANK TE ROTTERDAM Enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken Reg.nr.: BESLU 01/1328-ZWI Uitspraak in het geding tussen de vereniging Eigenarenplatform Winkelcentrum Boulevard Zuid, gevestigd te Rotterdam, eiseres, gemachtigde mr. J.H. van Meurs, advocaat te Rotterdam, en de raad der gemeente Rotterdam, verweerder. 1. Ontstaan en loop van de procedure Bij besluit van 6 april 2000 heeft verweerder, voorzover te dezen van belang, bepaald dat in het kader van het project “TramPlus Carnisselandelijn” wat betreft de route wordt gekozen voor het zogenoemde Slinge/Langenhorsttracé. Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 28 april 2000 bezwaar gemaakt. Bij besluit van 10 mei 2001 heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Tegen dit besluit (hierna: het bestreden besluit) heeft gemachtigde van eiseres bij brief van 20 juni 2001 beroep ingesteld. Verweerder heeft bij ongedateerde brief, bij de rechtbank ingekomen op 27 juli 2001, een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 januari 2002. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Kuipers. 2. Overwegingen Blijkens de overwegingen van het bestreden besluit is verweerder van oordeel dat het besluit van 6 april 2000, voorzover hierbij is bepaald dat in het kader van het project “TramPlus Carnisselandelijn” wat betreft de route wordt gekozen voor het zogenoemde Slinge/Langenhorsttracé, niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Het standpunt van eiseres komt hierop neer dat in zoverre aan het besluit van 6 april 2000 rechtsgevolgen zijn verbonden, zodat sprake is van een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, voornoemd. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder besluit verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. De keuze voor het Slinge/Langenhorsttracé in het besluit van 6 april 2000 houdt verband met het voornemen van het gemeentelijk vervoerbedrijf RET om een tramverbinding aan te leggen vanaf de Beijerlandselaan in Rotterdam-Zuid tot aan de locatie Carnisselande in de gemeente Barendrecht. Met het begrip rechtshandeling in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt een handeling bedoeld die is gericht op enig rechtsgevolg. De rechtbank oordeelt dat de in het besluit van 6 april 2000 opgenomen trajectkeuze niet gericht is op enig rechtsgevolg. Immers, het voor een publiekrechtelijke rechtshandeling kenmerkende aspect, namelijk dat door de beslissing van een bestuursorgaan een wijziging ontstaat in de rechten of verplichtingen van een of meer andere rechtssubjecten, ontbreekt in casu. De geldigheid van de uitgangspunten van de beslissing van 6 april 2000 kunnen desgewenst in komende bestemmingplanprocedures ter discussie worden gesteld. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de in het besluit van 6 april 2000 vervatte trajectkeuze niet als besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb kan worden aangemerkt. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond. Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding. 3. Beslissing De rechtbank, recht doende: verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door mr. P. van Zwieten. De beslissing is, in tegenwoordigheid van mr. H. A. van Wijk als griffier, uitgesproken in het openbaar op 7 februari 2002. De griffier: De rechter: Afschrift verzonden op: Een belanghebbende - onder wie in elk geval eiseres wordt begrepen - en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage. De termijn voor het indienen van het beroepschrift bedraagt zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.